‘De buurt heeft wel de afspraak,’ werd er vooraf al gezegd. ‘Dat we hier geen hanen houden.’
Mijn ouders zouden kippen krijgen. Ooit zei mijn moeder: ‘Wij doen niet aan huisdieren,’ maar na hamsters, konijnen, cavia’s, ratten, wandelende takken en vissen, en nu met een poes, een hond, én een vogel konden die kippen er ook nog wel bij. Het hok was al gebouwd en het wachten was nu op de intrek van deze vijf nieuwe gezinsleden.
Kippen, want aan hanen deed de buurt niet.
Maar ja: er zat toch een haan tussen. En hij was zó mooi. En in het begin kraaien ze ook niet. En bijna alle buren zijn in de negentig en doof. En dus mocht hij blijven: haan Donald. (niet het stripfiguur) De kippen werden Betsie, Essie, Kim (Y.U.) en Barack (O) gedoopt.
Mijn vader timmerde een luik voor het raam zodat het goed donker zou zijn, in de hoop dat de dieren zouden uitslapen, maar net als kleine kinderen liet de familie kip zich niet foppen door wat halfslachtige verduistering:
‘Krrrrrrr…. Kuuuuu’
Het was vijf uur ’s ochtends en mijn ouders keken elkaar aan. Uur U; Donald was begonnen met kraaien. Hij werd steeds dapperder, kraaitje hier, kraaitje daar, tot na een paar dagen een helder en trots ‘kuuuuukelekutuuuuuuu’ de ochtendstilte uiteen reet.
‘Wanneer laat je die haan nou doodmaken?’ klaagde een buurvrouw subtiel. ‘Zelfs (naam van buurvrouw drie huizen verderop) heeft last van dat beest!’
Gek genoeg hoorden wij, toch zeker dertig meter dichterbij aan de zijkant van mijn ouders huis, niet zoveel van de haan, maar mijn ouders die boven sliepen wel. Zij wilden geen kwaad bloed zetten en dus kwam er na een zoveelste ‘Marius met die rothaan’ tijdens het boodschappen doen dan toch de dag dat haan Donald zou worden opgehaald.
Wij waren boos, want dieren maak je niet moedwillig dood. Nou oké, behalve muggen dan. Je begrijpt dus wel dat we heel blij waren toen hanenredder-Daan-van-verderop met de boodschap kwam dat hij voor onze Donald een plekje op een boerderij had gevonden.
Hij kwam hem zelf ophalen. De dames werden even opgesloten in het nachtverblijf en Daan kroop in het kippenhok om Donald bij de poten te grijpen. Hup, zo in een doos en dat was het dan. Nog geen twee minuten later werd Donald in de kofferbak van de auto geschoven. Iets zwaars erop zodat hij niet zou ontsnappen en klaar was Daan.
En zo bleven mijn ouders, nadat hun vier kinderen al een tijdje waren uitgevlogen, achter met vier kippen: Betsie, Essie, Barack en Kim. Al snel waren dat er nog maar drie, want ironisch genoeg (vanuit de naam gezien) lag Kim op een dag ineens dood in het hok.
Later vernamen we overigens dat Donald bij aankomst op de boerderij direct de kippen bevloog.